Fase 4: Beleidsuitvoering

2. Projectbesluit

Het projectbesluit

Met een projectbesluit kunnen waterschappen, provincies en het Rijk complexe projecten met een publiek belang realiseren. Denk aan de aanleg van een weg of de bouw van een energiecentrale. De Omgevingswet beschrijft voor welk project een projectbesluit nodig is. Het kan om een publiek en een privaat project gaan. Het projectbesluit vervangt het tracébesluit, het inpassingsplan en het projectplan en rondt een projectprocedure af.

Met het projectbesluit kunnen regels van het omgevingsplan worden gewijzigd. De gewijzigde regels van het omgevingsplan zijn onderdeel van het projectbesluit.

In het projectbesluit beschrijft het bevoegd gezag hoe het project eruit zal zien. Ook geeft het bevoegd gezag inzicht in de maatregelen en voorzieningen voor de fysieke leefomgeving die genomen worden om het project te realiseren. Dit kunnen permanente of tijdelijke maatregelen en voorzieningen zijn.

Kan het project nadelige gevolgen voor de leefomgeving hebben, dan geeft het bevoegd gezag aan welke maatregelen er komen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken, te beperken of te compenseren. Dit zijn maatregelen tijdens de uitvoering van het project. Het kan ook gaan om maatregelen in de periode dat het project in gebruik is.

In het projectbesluit geeft het bevoegd gezag aan wat de resultaten van de verkenning zijn. Ook staat erin hoe bewoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken.

Tot slot gaat het projectbesluit in op oplossingen die burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen hebben aangedragen. Daarnaast gaat het in op de adviezen van deskundigen hierover.

Omgevingsvergunning

In het projectbesluit kan het waterschap, de provincie of het Rijk vergunningplichtige activiteiten ook direct regelen. Ze zijn onderdeel van het projectbesluit. De beoordelingsregels voor die vergunningplichtige activiteiten blijven wel gelden. Ook de regels over voorschriften in een omgevingsvergunning (paragraaf 5.1.4, Omgevingswet, en hoofdstuk 8, Besluit kwaliteit leefomgeving) blijven gelden.

Als de omgevingsvergunning is meegenomen in het projectbesluit, zorgt het bevoegd gezag van het projectbesluit voor toezicht en handhaving. In een aantal situaties is er een mede-handhavingstaak voor het oorspronkelijk bevoegde gezag (zie artikel 13.3 Omgevingsbesluit).

Andere besluiten Het projectbesluit kan andere besluiten bevatten:

  • geluidproductieplafond als omgevingswaarde.
  • maatwerkvoorschriften op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving.
  • verkeersbesluiten uit artikel 15, Wegenverkeerswet 1994
  • onttrekking van een weg aan de openbaarheid uit artikel 7, aanhef, en onder II Wegenwet

Vergunningen Vergunningplichtige activiteiten kunnen meteen in het projectbesluit worden geregeld. Dit hóeft niet. De omgevingsvergunningen kunnen ook later bij het bevoegd gezag worden gevraagd. Bijvoorbeeld omdat de technische gegevens nog niet beschikbaar zijn.

Bij de verplichte projectbesluiten is toepassing van de coördinatieregeling verplicht, maar hiervoor kan ook bij niet-verplichte projectbesluiten worden gekozen. Bestuursorganen beslissen dat zelf met een coördinatiebesluit. Gedeputeerde Staten is het coördinerend bestuursorgaan voor uitvoeringsbesluiten van het projectbesluit van het waterschap.

Publiceren projectbesluit

Informatie over het publiceren van het projectbesluit staat op de pagina Projectbesluit in het Digitaal Stelsel Omgevingswet.

Het projectbesluit treedt in werking 4 weken na het moment waarop het bevoegd gezag het heeft bekend gemaakt. Een projectbesluit van het waterschap treedt 4 weken na de bekendmaking van het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten in werking.

Projectprocedure

De projectprocedure bestaat uit 5 stappen:

1. Kennisgeving bevat het volgende:

  • beschrijving van de opgave waarvoor de verkenning wordt uitgevoerd
  • hoe de verkenning wordt uitgevoerd
  • binnen welke termijn
  • of vóór het vaststellen van een projectbesluit een voorkeursbeslissing wordt genomen
  • binnen welke termijn een ieder mogelijke oplossingen voor de opgave kan aandragen
  • de uitgangspunten voor het in beschouwing nemen van die oplossingen
  • welk bestuursorgaan bevoegd gezag is voor de projectprocedure

Het bevoegd gezag publiceert de kennisgeving voornemen in het publicatieblad voor het bestuursorgaan. Dit staat in artikel 12 van de Bekendmakingswet.

2. Kennisgeving participatie

In de kennisgeving participatie staat hoe het bevoegd gezag de verschillende partijen betrekt: bewoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen. Is een particuliere partij de initiatiefnemer voor een project, dan staat in de kennisgeving wat de rol van het bevoegd gezag en wat de rol van de initiatiefnemer bij het betrekken van partijen is.

In de kennisgeving staat waarover partijen worden betrokken en op welk moment. In de kennisgeving staat ook waar extra informatie te vinden is over het project of later beschikbaar komt.

Het bevoegd gezag kan de kennisgeving 'participatie' tegelijk met de kennisgeving 'voornemen' publiceren. Er kan echter meer tijd nodig zijn om het participatieproces in te richten. In ieder geval voor die vóór de start van de verkenning gepubliceerd zijn.

3. Verkenning

Hierin wil het bevoegd gezag inzicht krijgen in wat de opgave precies is en of er relevante ontwikkelingen zijn voor de fysieke leefomgeving. Ook geefthet inzicht in de mogelijke oplossingen (óók die door anderen zijn aangedragen en waarvan het bevoegd gezag na beoordeling besluit die mee te nemen in de verkenning).

Partijen kunnen aan het bevoegd gezag vragen om een deskundige naar hun aangedragen oplossing te laten kijken. Het bevoegd gezag kan ook zelf een deskundige inschakelen.

Het bevoegd gezag bepaalt zelf de invulling van de verkenning. Die moet uiteindelijk voldoende informatie bieden om een projectbesluit te kunnen opstellen of om een voorkeursbeslissing te kunnen nemen.

4. Voorkeursbeslissing

Het bevoegd gezag neemt een voorkeursbeslissing als dit in de kennisgeving voornemen staat. In de meeste gevallen bepaalt het bevoegd gezag of de voorkeursbeslissing deel uitmaakt van de projectprocedure (zie artikel 5.4 Omgevingsbesluit voor welke gevallen).

De voorkeursbeslissing geeft één van de volgende conclusies:

  1. Het bevoegd gezag gaat een project uitvoeren.
  2. Het bevoegd gezag kiest voor een andere oplossing en voert geen project uit.
  3. Het bevoegd gezag combineert de uitvoering van een project of de andere oplossing met de uitvoering van andere projecten.
  4. Het bevoegd gezag werkt geen oplossing uit. De opgave blijft dan bestaan of uit de verkenning blijkt dat de opgave zo beperkt is dat het bevoegd gezag geen oplossing hoeft uit te werken.

5. Voorbereidingsprocedure voorkeursbeslissing

De voorkeursbeslissing is een plan of programma waarvoor een plan-mer-plicht kan gelden. Dit volgt uit de smb-richtlijn (strategische milieubeoordeling). Bij de voorbereiding van de voorkeursbeslissing moet in de volgende gevallen een milieueffectrapport (MER) worden gemaakt:

  • De voorkeursbeslissing vormt het kader voor een projectbesluit voor een project dat is aangewezen in bijlage V bij het Omgevingsbesluit (artikel 16.36, lid 1 Omgevingswet).
  • Vanwege de gevolgen van het project voor een Natura 2000-gebied moet een passende beoordeling worden gemaakt (artikel 16.36, lid 2 Omgevingswet)
  • De voorkeursbeslissing vormt het kader voor een projectbesluit, voor een ander project dan in bijlage V bij het Omgevingsbesluit, dat aanzienlijke milieueffecten kan hebben (artikel 16.36, lid 4 Omgevingswet).
  • In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan eerst een plan-mer–beoordeling worden uitgevoerd. Zie ook de pagina over Plan-mer-beoordeling.

Is een plan-MER of plan-mer-beoordeling nodig, dan gelden in de voorbereidingsprocedure aanvullende regels (paragraaf 16.4.1 Omgevingswet en afdeling 11.1 van het Omgevingsbesluit). Bijvoorbeeld dat het plan-MER ter inzage moet worden gelegd bij het ontwerpbesluit.

Het bevoegd gezag volgt voor de voorkeursbeslissing de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Iedereen kan zienswijzen inbrengen. De voorkeursbeslissing is niet rechtstreeks bindend en beroep is niet mogelijk.

Is het projectbesluit door het waterschap vastgesteld, dan is ook beroep mogelijk tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten voor dat projectbesluit van het waterschap.

Het projectbesluit treedt in werking 4 weken na het moment waarop het bevoegd gezag het heeft bekend gemaakt. Een projectbesluit van het waterschap treedt 4 weken na de bekendmaking van het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten in werking.

Projectbesluit met meerdere overheden

Gaat een besluit over de provinciegrenzen, dan is het bevoegd gezag de Gedeputeerde Staten van de provincie waar de activiteit hoofdzakelijk plaatsvindt. Er is een hiërarchie tussen overheden. Is het Rijk betrokken met een aantal provincies, dan is het Rijk bevoegd gezag. Is een provincie met een aantal waterschappen betrokken, dan is de provincie bevoegd gezag. De minister kan het bevoegd gezag overdragen, maar pas na instemming van het ministerie van BZK en Gedeputeerde Staten. Ook de provincie kan zo het gezag overdragen aan een gemeente.

Gemeente en waterschap

Gemeenten kunnen géén projectbesluit vaststellen, maar wel stappen uit de procedure toepassen voor wijziging van het omgevingsplan voor een gemeentelijk project met een publiek belang. Voor het waterschap geldt een projectbesluit alleen voor het beheer van watersystemen en het waterketenbeheer, waarin wel alle andere activiteiten zitten die nodig zijn om bijvoorbeeld een waterkering aan te leggen (wegenaanleg, natuurcompensatie).

Omgevingsplan

Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, hebben gemeenten nog geen omgevingsplan volgens de regels van de Omgevingswet. Daarom is er een tijdelijk deel van het omgevingsplan met de dan geldende bestemmingsplannen en daarmee vergelijkbare instrumenten (zoals inpassingsplannen) en de Bruidsschat. Gemeenten kunnen tot 2029 het tijdelijk deel van het omgevingsplan omzetten naar een nieuw deel van het omgevingsplan. In deze overgangsfase hoeven Rijk, provincie of waterschap het omgevingsplan niet met een projectbesluit te wijzigen. Het projectbesluit is dan een omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’. De gemeente zorgt ervoor dat het nieuwe deel van het omgevingsplan wordt afgestemd op de omgevingsvergunning – vóór 2029 of binnen 5 jaar na het vaststellen van het projectbesluit.

Een projectbesluit uit 2023 moet uiterlijk aan het eind van de overgangsfase zijn verwerkt. Een projectbesluit uit 2027 uiterlijk binnen 5 jaar (artikel 4.17, 22.5 en 22.16, lid 2, Omgevingswet).

Een projectbesluit van het waterschap moet door Gedeputeerde Staten worden goedgekeurd.

Een projectbesluit moet voldoen aan de instructieregels van het Rijk in hoofdstuk 9 van het Bkl. Een projectbesluit van de provincie of het waterschap moet ook voldoen aan de instructieregels in de omgevingsverordening van de provincie.

Geldt het projectbesluit ook als omgevingsvergunning voor activiteiten? Dan moet voor die activiteiten worden voldaan aan de beoordelingsregels voor die vergunningplichtige activiteiten uit het Bkl, de omgevingsverordening, de waterschapsverordening of het omgevingsplan.

Particuliere initiatiefnemer

Als een initiatiefnemer een project wil realiseren, kan hij bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen tot het vaststellen van een projectbesluit. De initiatiefnemer vraagt bijvoorbeeld bij Gedeputeerde Staten een projectbesluit voor een windenergieproject. De Omgevingswet ondersteunt een dergelijk aanvraag niet met bijzondere procedurele bepalingen. In de Omgevingsregeling staan dus geen relevante aanvraagvereisten. Voor het behandelen van deze aanvragen geldt de algemene regeling uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bevoegd gezag kan zelf zorgen voor een aanvraagformulier.

De aanvraag kan worden beoordeeld langs de doelen van de Omgevingswet (artikel 1.3 en 2.1 eerste lid Omgevingswet), instructieregels, instructies en beleidsmatige redenen.

Als de overheid het verzoek van een private initiatiefnemer tot het nemen van een projectbesluit afwijst, is er sprake van een besluit. De afwijzing betreft het niet starten van de besluitvormingsprocedure voor het projectbesluit. Hierop is de reguliere procedure van hoofdstuk 4 Awb van toepassing. Dit regelt artikel 16.73 Omgevingswet.

Als een initiatiefnemer een project wil realiseren, kan hij bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen tot het vaststellen van een projectbesluit.