Fase 3: Beleidsaanpassing
9. PlanMER
Milieueffectrapportage
Komt er een verandering in de leefomgeving waarbij gevolgen voor het milieu zijn te verwachten, dan moeten we een MER uitvoeren. Zo zien we welke effecten de aanpassing zal hebben op het milieu, zodat eventueel maatregelen tegen negatieve gevolgen genomen kunnen worden. Wat is een MER, een m.e.r. en een Plan-MER?
Wat is een MER?
Een milieueffectrapportage is een proces om de milieugevolgen van een plan of project systematisch, transparant en objectief in beeld te brengen. De bevindingen van dit proces worden opgesteld in het milieueffectrapport (MER). Ook bevat het MER een beschrijving van de maatregelen om negatieve gevolgen op het milieu te voorkomen of te beperken. Het MER wordt opgesteld vóórdat een ontwerpbesluit wordt genomen. De toevoeging ‘plan’ geeft aan dat het om een m.e.r. gaat dat een plan of besluit toetst, in tegenstelling tot een project-m.e.r., dat een project of activiteit toetst op de milieueffecten.
Het MER en de m.e.r.
Eerst maar eens duidelijk maken waarover we over hebben. Want er zijn twee schrijfwijzen: m.e.r. en MER. Het MER is het milieueffectrapport, dus de letters op papier (of het scherm) die samen het rapport vormen. Als we het hebben over de m.e.r., dan gaat het over de procedure: de milieueffectrapportage.
Wanneer doe je een m.e.r.? Wanneer bij een plan of programma milieueffecten niet zijn uit te sluiten, is een m.e.r. verplicht. De wet omschrijft vrij precies wat m.e.r.-plichtig is.: https://www.commissiemer.nl/onze-diensten/wat-is-mer/wanneer-is-mer-verplicht
De belangrijkste zelfcheck is dat je bedenkt: leidt dit beleid in de toekomst tot mogelijke effecten op de leefomgeving? Denk aan grootschalige plannen op land bij de energietransitie, maar ook bij het maken van plannen voor de bouw van nieuwe woonwijken of het aanleggen van een provinciale weg. Dergelijke ingrepen hebben waarschijnlijk gevolgen voor milieu en leefomgeving.
Welke stappen moet je doorlopen?
Het traject van een m.e.r. doorloop je in een aantal stappen. Bij de start moet je vertellen dat je voornemens bent een m.e.r.-plichtige activiteiten mogelijk te maken in een plan. Vervolgens stel je een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) op. Deze onderzoeksopzet van een Plan-m.e.r. is in feite een verkenning van te beschouwen milieuaspecten en te onderzoeken alternatieven. Deze notitie dient ook als participatiedocument en moet dus openbaar worden gemaakt. Voor de provincie Zuid-Holland is het gebruikelijk dat de NRD ook naar de commissie-m.e.r. wordt gestuurd voor een oordeel.

De betrokkenheid van DCMR
Bij het maken van eigen plannen worstelt de provincie met conflicterende belangen: enerzijds is ze initiatiefnemer, anderzijds is ze bevoegd gezag. Zuid-Holland heeft dat opgelost door DCMR namens haar te laten optreden als gedelegeerd bevoegd gezag. Als er mogelijk sprake is van een Plan-m.e.r. is het sowieso verstandig om vooraf contact op te nemen met DCMR voor advies.
Zelf doen of uitbesteden?
Na de NRD moet worden gewerkt aan het MER zelf. Die kun je zelf uitvoeren, je kunt er ook een ingenieursbureau voor inhuren. Uitbesteden lijkt handig, maar kost alsnog tijd en middelen. Het heeft daarom de voorkeur om het zelf te doen. Binnen de provincie is de ervaring daarvoor aanwezig: de MER Module Energietransitie is in het geheel door de eigen organisatie is uitgevoerd. Voor het opstellen van een MER is veel inhoudelijke expertise nodig: van kennis van vleermuizen of andere fauna tot specifieke ruimtelijke ordening. Veel specialisten werken bij de provincie zelf.
Toetsingsadvies en zienswijzeprocedure
Ook de MER zelf wordt voorgelegd aan de commissie m.e.r. en wordt openbaar gemaakt via een zienswijzeprocedure. De Commissie m.e.r. geeft in haar toetsingsadvies aan of het milieueffectrapport voldoende informatie bevat om het plan of project te kunnen vaststellen.
Uiteindelijk nemen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten een beslissing over het plan waarvoor het MER is gemaakt. Burgers, medeoverheden en stakeholders krijgen tijdens de zienswijzeperiode tijd om te reageren op zowel NRD, MER als het plan. In een Nota van Beantwoording schrijft Gedeputeerde Staten hoe ze die opmerkingen verwerkt. Ze kunnen ook leiden tot aanpassingen.
Hoe verhoudt Plan-m.e.r. zich tot de Monitor Leefomgeving?
De Monitor Leefomgeving laat zien hoe de leefomgeving er ‘buiten’ in de provincie voorstaat. De monitor beschrijft de staat van de leefomgeving aan de hand van zo’n 40 effectindicatoren en brengt in beeld welke ontwikkelingen zich in de leefomgeving van de provincie Zuid-Holland voordoen. De Monitor Leefomgeving beschrijft de staat van de leefomgeving en de ontwikkelingen gekoppeld aan de thema’s van het Omgevingsbeleid.
De Monitor Leefomgeving is de basis voor beoordelingskaders van leefomgevingstoetsen en m.e.r.’en. Het verschilt per m.e.r. welke beoordelingsaspecten en -criteria vanuit de monitor je meeneemt voor de m.e.r.. Omdat het te beoordelen plan vaak geen invloed heeft op alle indicatoren uit de monitor, hoeven ze ook niet allemaal meegenomen te worden. Tegelijkertijd kunnen waar nodig juist ook indicatoren aan het beoordelingskader worden toegevoegd.