Column

door Marije van den Berg

Niet analyseren: aanbellen!

‘De manier waarop de overheid de energietransitie vormgeeft moet er altijd aan bijdragen dat gemeenschapskracht sterker wordt.’ Dat vindt Marije van den Berg. Wil je het inclusiever? Doe dan niet het omgekeerde.’

Stel je eens voor dat we bij het verduurzamen van onze energieproductie en -consumptie niet alleen CO2 besparen, maar dat de energietransitie in veel bredere zin maatschappelijk welzijn oplevert? Een inclusieve, gemeenschapsgerichte energietransitie! Wat een prachtig doel om naar te streven. Als dat toch eens het resultaat zou zijn van alle inspanningen en geld van de overheid. Laten we dat als ambitie hebben! Maar dan vergissen we ons. De gemeenschapsgerichte, inclusieve energietransitie moet namelijk geen doel of ambitie zijn. Het is een voorwaarde. Want zonder actieve bewoners en sterke, dragende gemeenschappen is een vrijwillige energietransitie onmogelijk. Gedoe Zelfs de meest duurzame mensen van Nederland stoppen niet al hun vrije tijd in hun straat of VvE om zichzelf en hun buren van het gas af te helpen. En hoewel stevige energie-investeringen voor de meeste koopwoningen prima uit kunnen, doen mensen ze nauwelijks. Zelfs niet als ze er het geld voor hebben. Laat staan dat ze dat met hun buren samen gaan doen. Gedoe! En bewoners in tochtige huizen hun voordeur laten openen, zelfs voor eenvoudige besparingsmaatregelen, vraagt ontzettend veel aanbel- en organiseerwerk. Het echte werk wordt door bijna niemand gedaan. Zelfs medewerkers van woningcorporaties legden niet tijdelijk het kantoorwerk neer om afgelopen winter allemaal bij huurders aan te bellen met een tochtstrip of voorzetraam. Als we al aanbellen, leveren we meestal individuele hulp. De buurten waar de energietransitie gepaard gaat met stevig opbouwwerk van de gemeenschap, zijn zeldzaam als parels. Maar ze zijn er, dus het kan! De olifant in de kamer: we kunnen niet wachten tot eruit zichzelf krachtige lokale gemeenschappen ontstaan die vervolgens eigenaarschap en verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen voor duurzame maatregelen in de straat en achter de voordeur. De manier waarop de overheid de transitie vormgeeft, of het nu gaat over financiering, of over sturing en governance, moet er direct aan bijdragen dat gemeenschapskracht niet gesmoord wordt, maar juist sterker wordt. Hoe we dat voor elkaar krijgen? Dat weet ik natuurlijk ook niet precies, maar laten we eens beginnen met niet het tegenovergestelde doen. Energietransitie is opbouwwerk Dat tegenovergestelde is bijvoorbeeld: bewoners die actief zijn, uit hun gemeenschapswerk de beleidsbubbel in zuigen. Want dat deel van energietransitie dat gemeenschapskracht versterkt, gebeurt door het werk van talloze vrijwilligers, sociaal ondernemers (deels betaald, deels vrijwillig) en een handvol opbouwwerkers en energie-ambtenaren. Duurzame doeners en denkers met kleine of grote netwerken in hun buurt die lid zijn van wijkraden, VvE’s, dorpsbelangen, armoedeplatforms, migrantenorganisaties en wijkcoöperaties. Deze mensen, de ambtenaren onder hen incluis, moeten zich te vaak verantwoorden aan iedereen in de beleidsbubbel. Het zijn niet die lokale gemeenschappen die de agenda, het tempo, de stukken, de routines en de subsidiedeadlines, de planning & controle-cyclus, de indeling van de provincie-directies en de streefwaarden van de Leefbaarheidsmonitor bepalen. Dat doen de – natuurlijk goedbedoelende – programmamanagers, senior beleidsmedewerkers, subsidieafdelingen, vastgoed-accounthouders, planologen, controllers, politici, omgevingswetinvoerders en assetmanagers. Je hoeft dat deze mensen niet te verwijten, maar we moeten het wel problematiseren. Want te vaak leidt het af van het werk in de buurt, doordat het actieve bewoners, betrokken organisaties en duurzame doeners de beleidsbubbel inslurpt om daar ideeën en gegevens te leveren, vooraf, tijdens en achteraf. Dat kost tijd en energie die ze al te kort hebben. Het tegenovergestelde is bijvoorbeeld ook: mensen bij wie je nog nooit hebt aangebeld, een ‘onbereikbare doelgroep’ noemen. Dit label plakken we juist op de gezinnen die het meest baat hebben bij een energiezuinig huis. Die in tochtige huizen wonen en geen geld beschikbaar hebben. Mensen die worstelen met de vraag: zomerjas of sportkleding, niet met: geothermie of oppervlaktewater. ‘Je bent zelf een onbereikbare doelgroep’, mompel ik dan altijd maar. Niet analyseren; aanbellen! Maar hebt u voor de grap wel eens op de achterkant van een bierviltje uitgerekend hoeveel uren het kost om bij 1,5 miljoen huishoudens in Zuid-Holland aan te bellen, kennis te maken en een goed gesprek over maatregelen te voeren? Oh, u dacht dat een flyer en een bewonersavond genoeg was? Of dat alle huiseigenaren in een wijk op een dinsdagochtend in juni 2026 wakker worden en tegelijk denken: ‘doe ons maar een wijkwarmtenetje’. De energietransitie is opbouwwerk. Laten we het daarom logisch maken dat een groot deel van de publiek gefinancierde uren, beleidswerk en domweg het publieke geld allereerst werking in de gemeenschap krijgt. Kan dat dan? Ja hoor. Hier kunnen we aan werken. De afgelopen weken is er bij mij en al mijn buren aangebeld, ik ben talloze keren gemaild en ge-sms’t. En er is drie keer gegraven in mijn straat. Weliswaar door glasvezelleggers, maar als we willen kan het dus, dat contact. Werking in de gemeenschap begint met de keuze om de energievraagstukken te definiëren in en met buurten, dorpen, wijken of groepen mensen. Dat is het uitgangspunt voor overheidshandelen. Het wordt tijd om het overheidswerk te verplaatsen naar de gemeenschap. We kunnen de vrijwillige energietransitie namelijk op geen enkele andere manier voor elkaar krijgen dan door in te stappen. Juist de ‘backoffice’ van de overheid moet niet op een of ander abstractieniveau gaan zitten, maar op het bankje in de buurt. Niet analyseren, maar aanbellen. Dat vindt u maar naïef? Weet je wat ik pas naïef vind? Overheidsplannen maken waarvan je weet dat ze onzin zijn, omdat je niet het noodzakelijke contactwerk doet. Kúnt doen, want dat bierviltje. Dat contactwerk kunnen alleen bewoners onderling doen. Wat we wél nodig hebben is publiek werk dat zorgvuldig, ambachtelijk en beschikbaar is. Maak het mogelijk dat energiecoöperaties en andere lokale gemeenschappen de beleidsmakers, controllers en communicatieteams kunnen gaan inzetten. Want alleen warme gemeenschappen helpen mensen die het koud hebben. Marije van den Berg Onderzoeker, spreker en schrijfster van het boek ‘De beleidsbubbel’. www.democratieinuitvoering.nl

Contact

Deel deze pagina

Colofon